3. Ruimte voor experiment

Naar meer flexibele en multifunctionele plannen voor woongebieden en bedrijventerreinen

Ruimtelijke veranderingen lijken sneller te gaan dan ooit. Er komt een gigantische woningbouwopgave op de provincie af en klimaatadaptatie, energietransitie, kringlooplandbouw en biodiversiteitsherstel zullen het vertrouwde landschap in hoog tempo gaan transformeren. Kunnen de ruimtelijke plannen die aan de ARO worden voorgelegd die dynamiek wel bijbenen? 

Maar liefst 11 van de 16 plannen die in 2021 aan de ARO zijn voorgelegd betroffen woningbouwontwikkelingen. Ook heeft de commissie meerdere keren geadviseerd over een nieuw bedrijventerrein in Opmeer. Pieter Veen en Klaas Jan Wardenaar maken een tocht langs de locaties van drie planlocaties. Ter plekke wisselen ze van gedachten over het landschap, de plannen en de uitgebrachte adviezen. Hoe kunnen landschappelijke kwaliteiten en biodiversiteit, maar ook relatief nieuwe thema’s als klimaatadaptatie, energie en lokale voedselproductie steviger in de planvorming worden meegenomen? Stedenbouwkundige Ellen Marcusse reflecteert op hun gesprek.

“Zouden we voedselproductie -dicht bij de stad en met korte ketens- niet veel meer mee kunnen nemen in de groenstructuur? Volgens mij is dat een serieuze opgave voor nieuwe wijken”

Planlocatie woningbouwontwikkeling Gommerwijk West-west, Enkhuizen

Klaas Jan: Het gebied heeft nu nog een open karakter. Dat gaat met de ontwikkeling van het woongebied aanzienlijk veranderen. Het betekent ook wat voor het uitzicht van de bewoners van de reeds bestaande wijk aan de oostzijde. In het gebied blijven wel lange zichtlijnen langs de centrale as met de waterpartijen.

Pieter: Je ziet hier dat de inpassing al deels aanwezig is in de vorm van het Streekbos aan de westkant en de beplanting langs de linten aan de noord- en zuidkant. In het woongebied zelf komt ook veel groen. Dat zit wel goed. Een thema waar ik extra aandacht voor zou willen vragen is ‘voedsel’. Zouden we voedselproductie -dicht bij de stad en met korte ketens- niet veel meer mee kunnen nemen in de groenstructuur? Volgens mij is dat een serieuze opgave voor nieuwe wijken, naast bijvoorbeeld waterberging, biodiversiteit en duurzame energie. Dat is hier trouwens al voorzichtig opgepakt, want er zijn plekken aangewezen voor een collectieve moestuin en een boomgaard. 

Reactie Ellen: Is dit een structurele oplossing en levert dit een meetbare bijdrage aan het oplossen van een probleem? Voedsel is een vak. Het vraagt kennis, schaal en tijd. De praktijk op dit moment is toch vaak dat mensen de tuin betegelen en als het kan de naden dichtkitten.

Klaas Jan: Vraag is dan wel waar bewoners behoefte aan hebben.

Pieter: Het hoeft ook niet allemaal van tevoren worden ingevuld, als er maar ruimte is voor bewonersinitiatieven. Volgens mij willen bewoners wel. En het hoeft niet allemaal in de wijk zelf. Juist ook in het aangrenzend landelijk gebied liggen kansen voor bijvoorbeeld nieuwe ‘Herenboerderijen’. Daar zou je meer op kunnen anticiperen, of dit zelfs stimuleren. Nu staat regelgeving dit soort initiatieven vaak in de weg en wordt er in de planontwikkeling niet verder gekeken dan de strakke grenzen van het projectgebied. Zo krijg je nooit een echte integratie van de woonwijk in zijn omgeving. 

Klaas Jan: Het zou hier wel heel goed passen, gezien het kleinschalige karakter, maar ook vanwege de focus op tuinbouw in dit deel van West-Friesland. Een deel van de groenstructuur zou voor voedsel kunnen worden ingericht. Dit levert ook veel meerwaarde op voor biodiversiteit. Maar het vraagt wel een open mind van bewoners. Mensen gaan toch vaak voor het eigen belang en het gemeenschappelijk belang staat eerder op de achtergrond. En is stadslandbouw niet vooral een stedelijk fenomeen?

“Er zou wel wat meer flexibiliteit in plannen kunnen worden ingebouwd, meer ruimte voor het onverwachte.”

Pieter: Het voedselbewustzijn zal volgens mij nog wel toenemen, ook in meer landelijke gebieden. Ik zie in elk geval voldoende initiatiefnemers die iets met voedsel willen en voedsel is ook iets wat mensen kan verbinden met hun directe omgeving. Het zou toch mooi zijn als daar in de plannen meer aandacht voor komt. Vanuit de ARO wil ik daar graag voor pleiten. 

Klaas Jan: Vaak liggen bij woningbouwplannen al veel dingen vast, zoals de ontsluitingsstructuur. Je bent dan als commissie al te laat om hier nog iets over te zeggen en is het lastig om de punten waar de ARO op wijst nog in te voegen. Het hangt ook samen met het planstadium waarin iets wordt voorgelegd. Hier in Gommerwijk ging dat wel goed. Het plan is op basis van het ARO-advies redelijk kort na de bespreking op veel punten aangepast en daardoor verbeterd.

Pieter: De maatschappelijke dynamiek, met alle nieuwe ontwikkelingen, lijkt bijna groter dan de dynamiek van de planvorming. Plannen lopen vaak al jaren. Veel ligt al vast op het moment dat het met ons wordt besproken. Er zou wel wat meer flexibiliteit in plannen kunnen worden ingebouwd voor nieuwe ontwikkelingen. Op vrije kavels komen nu meestal de villa’s; waarom is hier geen mogelijkheid voor andere vormen van wonen, zoals tiny houses? Je zou meer ruimte moeten inbouwen voor het onverwachte.

Reactie Ellen: Ik denk dat het woningbouwprogramma echt aan de gemeente en ontwikkelaars is. Tiny houses bedienen een heel beperkte doelgroep. Het is geen structurele oplossing voor een probleem en zeker niet flexibel en niet inwisselbaar met vrijstaande woningbouw (hier villa’s genoemd).  

Klaas Jan: Vraag is wel in hoeverre de ARO bij kan dragen aan die snelheid, of juist bijdraagt aan het remmen van ontwikkelingen. Er ligt een opgave en er moeten ook wel snel woningen komen. Daar moet bij de opmerkingen van de ARO ook wel rekening mee worden gehouden. Ik heb daar eerder op gewezen, dat we met onze kwaliteitsbewaking geen hindermacht moeten vormen, maar de maatschappelijke opgaven goed moeten meewegen in onze adviezen.

Pieter: Het is ook een kwestie van lef en ambitie. Wat krijgen ontwerpbureaus mee van de opdrachtgever? Als het programma en de begrenzing van het plangebied al helemaal vastliggen, is de speelruimte vaak beperkt. Ook moet er draagvlak zijn bij bewoners.

Klaas Jan: Participatie is in de programmatische fase van een plan zeker goed, maar daarna moet je het wel aan professionals overlaten. In een latere planfase kan participatie ook wel frustrerend werken. Het lijkt overigens alsof je als landschapsarchitect bij plannen wat minder status hebt dan als architect. Iedereen denkt namelijk wel te weten hoe je met tuinen of groen om moet gaan. De mensen die meepraten zijn lang niet altijd de toekomstige bewoners.

Reactie Ellen: Eens, participatie vooral in het programmastadium echt benutten. Gebiedskennis, initiatieven en wensen ophalen en daarna consultatie.

Pieter: Het maakt uit of mensen meepraten over groen waar ze op uit kijken of waar ze uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor zijn of mede-eigenaar van zijn. Dat geeft een andere betrokkenheid. Dat zie je bijvoorbeeld bij gebiedsfondsen rond energieprojecten, waarbij bewoners met de opbrengsten eigen groenprojecten opzetten. 

Klaas Jan: Wat betreft ecologie is de ruimte in wijken vaak beperkt. Kijk maar naar alle steile oevers. Waterberging is geaccepteerd, waterkwaliteit en biodiversiteit veel minder.  Daar heb je wat meer ruimte voor nodig, maar de kwaliteitswinst is heel groot. Wat dat betreft is het plan voor Gommerwijk West-west, met zijn royale groene opzet, eerder uitzondering dan regel. Je kunt in zo’n groene wijk minder woningen bouwen, maar je krijgt er veel woonkwaliteit voor terug.

Pieter: Ten opzichte van de huidige akkers zal de biodiversiteit zeker toenemen. En door ‘natuurinclusief’ te bouwen is extra winst mogelijk. Vraag voor mij is nog wel: beperkt natuurinclusief bouwen zich tot faunavoorzieningen aan het gebouw, of leidt het ook tot andere stedenbouwkundige modellen?

Klaas Jan: Je kunt proberen robuuste, klimaatbestendige structuren te realiseren, met het oog op waterberging en het beperken van hittestress, die ook meerwaarde hebben voor de natuur en bodem. In plannen die aan de ARO worden voorgelegd zie je dat weinig nog voorbij komen.

 

Planlocatie bedrijventerrein De Veken 4, Opmeer

Klaas Jan: Hier is nu nog sprake van een open landschap tussen de bebouwingslinten. Bij het plan voor bedrijventerrein De Veken 4 ging het vooral ook over de fasering. Bij fase 1 wordt langs de provinciale weg gebouwd en wordt het zicht op het open landschap al gelijk maximaal verstoord. Dat had ook anders gekund en hebben we geprobeerd bij te sturen. Verder ging het erg over hoe je door slimme ontsluiting een voorkantsituatie kunt creëren waar bedrijven zelf kwaliteit willen maken. Dat is niet echt gelukt ben ik bang.

Pieter: Daarnaast ging de discussie over wat je op het bestaande bedrijventerrein nog kunt doen. 

Klaas Jan: Het argument was dat de schaal van de bedrijven te groot zou zijn voor het bestaande bedrijventerrein. Maar je moet hier natuurlijk de kans benutten om bij die beweging ook het oude bedrijventerrein te actualiseren naar de huidige duurzame doelstellingen.

Pieter: De interne stedenbouwkundige verkaveling is heel traditioneel, de landschappelijke inpassing is vooral gezocht in zichtlijnen en groene randen. De vraag is wel of deze instrumenten hier sterk genoeg zijn. Als grote bedrijfsgebouwen met de achterkant aan het open landschap grenzen, red je het niet met een natuurvriendelijke oever en een bomenrij. En voor een mooie zichtlijn is echt meer breedte nodig. Bij Enkhuizen en Hoorn zie je veel bedrijventerreinen met ‘dozen’ langs de weg, maar hier in het open landschap verwacht je eigenlijk een fijnzinniger aanpak, zeker omdat het ook direct grenst aan een dorps woongebied. 

Klaas Jan: Je ziet hier nog de slagenstructuur van het landschap en deze zou worden opgepakt in het plan. Dat is toch vooral een academische discussie, want wie merkt daar nu eigenlijk iets van op het terrein? Als je dat echt betekenis wilt geven zou de water- en groenstructuur veel dominanter moeten zijn. Door het programma is er daarvoor te weinig ruimte. Je zou veel multifunctioneler moeten denken en voor ruimtelijke kwaliteit ook echt groene ruimte als serieus deel van het programma moeten opnemen.

Pieter: Het ligt er ook aan hoe je het organiseert. Je zou bedrijven medeverantwoordelijk kunnen maken voor de groene ruimte. Bijvoorbeeld met gezamenlijk parkmanagement en een beheerfonds. En met kleine ingrepen kun je al een flinke slag maken, zonder afbreuk te doen aan het programma. Een representatieve entree of een aantrekkelijk wandelrondje langs het terrein zouden bijvoorbeeld al veel toevoegen. 

“Als je het goed zou doen zou de water- en groenstructuur op het terrein veel dominanter moeten zijn. Door het programma is er weinig ruimte.”

Klaas Jan: Je zou wat terug kunnen geven aan de bewoners aan de overkant van de provinciale weg, door ze gebruik te laten maken van het groen op het bedrijventerrein. Want er gaat wel een heel gaaf stuk landschap verloren. Er ligt daarbij zeker ook verantwoordelijkheid bij de provincie, los van de programmatische kant en de regionale afstemming. Zij moeten in de locatiefase echt goed noodzaak en opties afwegen en zo mogelijk voorkomen dat dit soort nog gave, open landschappen worden opgeofferd. Er zou meer naar alternatieven moeten worden gezocht.

Pieter: Zoals zo vaak zie je ook hier een sterke functiescheiding. Op het terrein komen alleen bedrijven. Waarom zou er ook niet gewoond kunnen worden? Kleinschalige, ambachtelijke vormen van bedrijvigheid zijn daar prima mee te combineren, en daar moeten we uiteindelijk toch naar toe als je het mij vraagt. Verder zou ook het opwekken van zonne-energie veel meer geïntegreerd kunnen worden in de ontwikkeling van het bedrijventerrein. 

Klaas Jan: De ontwikkeling van dit bedrijventerrein zou ook samengaan met de opwaardering van het bestaande terrein. Je zou het totaal meer als integrale gebiedsontwikkeling moeten zien, waar je kansen benut en waarde toevoegt. De boerderij hier aan de oostkant zou er bijvoorbeeld ook meer bij betrokken kunnen worden.

Het verbaast me overigens dat hier in dit gebied, waar het veen is verdwenen en sprake is van prima kleigrond, er toch nog zoveel weilanden zijn. Je zou hier bijvoorbeeld veel meer met tuinbouw kunnen doen zoals bij Enkhuizen. Dat thema, of de agrarische sector niet te veel is vastgeroest, en of er bij de huidige voedseltransitie, van dierlijk naar plantaardig, geen omslag in teelten mogelijk is, staat nog te weinig op de agenda. Zowiezo gaat het in de ARO nauwelijks over het landschap zelf. Dat zou wel moeten denk ik.

Pieter: De openheid van het landschap wordt door de provincie terecht gekoesterd, maar als je meer wil doen met andere functies in het landschap dan kan die openheid ook een belemmerende factor worden. Hier mag best wat creatiever over nagedacht worden. 

Klaas Jan: Zeker, dit geldt ook voor de wens om meer bos toe te voegen. Als klimaatbos of voedselbos, of om meer recreatie op te vangen. Dat is opgenomen in het beleid van de provincie, maar lijkt op veel weerstand te stuiten. Inderdaad vanuit een heiligverklaring van openheid, terwijl de maatschappelijke opgave inmiddels is verschoven. We zouden hier eens met de PARK, die de Bosnotitie heeft geschreven, over van gedachten moeten wisselen.

Pieter: Als het gaat om het toevoegen van bos, zou je kunnen denken aan dorpsbosjes, gekoppeld aan woninguitbreiding of in het geval hier aan het bedrijventerrein.

 

Planlocatie woningbouwontwikkeling Julianaweg 1, Hensbroek 

Klaas Jan: Je ziet hier een transformatie van grootschalige landbouw naar woningbouw. De discussie ging vooral om de rand van het gebied aan de zijde van het landschap. Deze is op basis van ons advies breder en groener en daarmee meer biodivers geworden. Maar is dit de laatste stap? We hebben hier vooral gepleit voor een visie op het hele dorp zelf, en een eventuele groene bufferzone met de Heerhugowaard. Die visie is daarna inderdaad opgesteld of heeft meer aandacht gekregen. Uit de dorpsvisie blijkt dat deze ontwikkeling het dorp meer tot een dorp maakt, het krijgt hierdoor wat meer samenhang. 

Pieter: Het is wel jammer dat er niet een wat meer directe verbinding met het dorp mogelijk is, behalve dan met de fiets. Dat had te maken met het privé-eigendom van het terrein aan de oostzijde. Op zich is het denkbaar dat hier aan de westzijde nog beperkt woningbouw bijkomt.

Klaas Jan: Daarmee spelen hier feitelijk dezelfde opgaven als in Enkhuizen. Bouw vanuit een grotere visie, incorporeer royaler ruimte voor groen en water, en betrek het landschap bij het dorp in de vorm van kleinschalige voedselproductie. Ook hier biedt dit kleigebied en de tuinbouwcultuur heel veel aanknopingspunten.

Reflectie Ellen: Ruimte voor experiment! Een verkenning hoe een breder gebiedsperspectief kan leiden tot een programmatische en ruimtelijke verrijking van woon- en werkgebieden. Een pleidooi voor plangebied en vooral plangrens overstijgend ontwerp. In de huidige planpraktijk biedt de plangrens het kader waarbinnen, in een complexe omgeving met vele belangen, het geplande ‘harde’ programma kan worden gerealiseerd. Binnen de plangrens wordt gewogen en gestuurd op een goede bruto-netto verhouding, investeringen en opbrengsten en ook kwaliteit. De ARO adviseert over bouwen in het buitengebied. Het is een logisch pleidooi om de dynamiek en thema’s hier juist op dit snijvlak van stedelijk gebied en buitengebied een plek te geven, binnen de plangrens, of deze plangrens op te rekken.

Gommerwijk West-west is, met terugwerkende kracht, voorbeeld stellend. Het ‘cascolandschap’ (lees hoofdopzet met groenstructuur, red.) was immers al getekend. Had, redenerend vanuit het nu, het streekbos een plangebied overstijgende interventie kunnen zijn? Dit  is immers een fors landschapselement, dat de betekenis van de woonwijk overstijgt. 

De Veeken 4 gaat over een nieuwe gebiedsontwikkeling, maar raakt tegelijkertijd aan de transformatie van een bestaand bedrijventerrein. In meerdere opzichten gaat het hier over ‘fasering’ als ontwerpinstrument. De ARO heeft hier een inspanning in de marge kunnen leveren. 

Vooralsnog gaat het bij planvorming over het koesteren van ‘belemmeringen’ binnen de plangrens; archeologie, erven, ondergrondse tracés, ecologische verbindingszone, en steeds meer de kwantificering van klimaat-adaptieve maatregelen. Dit bruto plangebied biedt ruimte voor verbijzondering in het ontwerp. Met de blik ruim vooruit, ruimte organiseren voor het opsporen van locatie overstijgende gebiedsspecifieke onderwerpen, initiatieven, synergie en specifieke kansen benoemen op het gebied van ecologie, biodiversiteit enz. biedt perspectief het gegeven programma te verrijken en wellicht de plangrens letterlijk op te rekken. Nu gaat de opgave vaak nog over inpassing van een gegeven programma, maar de kunst en uitdaging is het organiseren van het programma+,  en vooral het moment waarop.

De opdracht aan de ARO is advisering over concrete ruimtelijke inpassingsvraagstukken. Plan overstijgende zaken, zoals locatie en programma, zijn dan in principe een gepasseerd station. De praktijk is inspirerend, kansrijk en kan voorbeeld stellend zijn. De taak van de ARO en het stadium van planadvisering zijn terugkerende thema’s in het jaarverslag. Ruimte voor experiment, maar ook experiment voor ruimte?

Pieter Veen

Landschapsarchitect

lid van de ARO sinds oktober 2020

Eigenaar Circular Landscapes, bestuurslid van Fonds Natuurinclusieve Streekboerderijen en kunststichting The Outsiders, oprichter van Servicenet Nationale Landschappen en Design Lab Agroforestry.

Aandachtsgebieden:
Kringlooplandbouw, agroforestry, biodiversiteit, landgoederen, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, landschapskunst, participatie.

Klaas Jan Wardenaar

Ecoloog en landschapsarchitect

lid van de ARO van mei 2016 tot mei 2022

Mede-eigenaar landschapsarchitectenbureau SMARTLAND, lid van de Commissie MER en docent Academie van Bouwkunst Amsterdam en Technische Universiteit Delft.

Aandachtsgebieden:
Actuele vraagstukken met name gekoppeld aan klimaatverandering, zowel op klein schaalniveau (ruimtelijke inrichting en architectuur) als op groter schaalniveau (deltaprogramma, ruimtelijke adaptatie, kustverdediging, grootschalige natuurontwikkeling, integrale gebiedsontwikkeling), recreatie en toerisme.

Ellen Marcusse

Stedenbouwkundige

lid van de ARO sinds oktober 2016

Eigenaar EM-Studio, lid Algemene Vergadering Waterschap Zuiderzeeland, lid diverse adviescommissies.

Aandachtsgebieden:
Ruimtelijk ontwerp en advies, ruimtelijk beleid en ruimtelijke kwaliteit, welstand en monumenten.
  • Woningbouwontwikkeling Gommerwijk West-west, gemeente Enkhuizen
  • Bedrijventerrein De Veken 4, gemeente Opmeer
  • Woningbouwontwikkeling Julianaweg 1 Hensbroek, gemeente Koggenland

De nieuwe uitbreiding van Gommerwijk is voorzien aan de westzijde van de bestaande wijk, op de grens met Stede Broec en het Streekbos. Opdracht van de gemeente Enkhuizen is om niet alleen woningen te bouwen, maar ook om een landschappelijke verrijking te vinden op deze bijzondere locatie. Aanknopingspunten voor de opzet zijn gevonden in het Streekbos, de kenmerkende oost-west lopende waterverbindingen (Noorder en Zuider Kadijk) en de noord-zuid lopende waterlopen en verkavelingsstructuur. Langs de oost-west lopende waterlopen zijn later wegen gelegd, deels ook met bebouwing. Aan de noordzijde is het lint langs de Haling ontstaan, aan de zuidzijde langs de Gouw. Parallel aan de Zuider Kadijk ligt een langzaam verkeersverbinding. De waterlopen vormen belangrijke vaarverbindingen. Wat betreft de inrichting van het gebied is gedacht vanuit het landschap naar de stad. Het gebied vormt zo een verlengstuk van het Streekbos, waarin gewoond wordt. Er is gezocht naar een afwisselend samenspel tussen water, groen, oevers en wonen. Groen en water vormen de dragende structuur waarin en waaraan gewoond wordt. Ook het nieuwe water is bevaarbaar. Aan de zijde van de linten staan vrijstaande woningen. In het gebied zelf is sprake van een grote afwisseling in woningtypen, waaronder waterwoningen, vrijstaande woningen en hogere gebouwen met appartementen. Duurzaamheid vormt een belangrijk onderdeel van de ontwikkeling en zal nog nader worden uitgewerkt.

Beeld van het plangebied (Foto: Hans van Helden, april 2022)

Planlocatie ten westen van Enkhuizen (Bron: Uitwerkingsplan Gommerwijk West-west, concept, Vollmer&Partners, 1 juli 2021) 

Links het ontwerp zoals besproken op 31 augustus 2021 en rechts het aangepast ontwerp n.a.v. het ARO-advies (Bron: Notitie verwerking opmerkingen ARO Gommerwijk West-west, Vollmer&Partners, 21 september 2021) 

ARO advies (31 augustus 2021)

De ARO kan zich heel goed vinden in  het uitgangspunt van een groene en waterrijke woonwijk en is blij met de duurzaamheidsuitgangspunten. Het plan kan op een aantal punten nog worden geoptimaliseerd. Het is goed om het plan te enten om de reeds aanwezige waterlopen, maar in het huidige opzet is sprake van een grote hoeveelheid aan verschillende vormen en richtingen. Dat zou hier en daar wat strakker kunnen. De commissie begrijpt dat de centrale waterloop in het zuidelijk deel niet fysiek verbonden kan worden met die in het noordelijk deel, maar vraagt wel de visuele relatie tussen beide gebieden te versterken. Hetzelfde geldt voor de visuele relatie tussen de nieuwe en bestaande wijk aan de zuidoostzijde, waar de nu voorgesteld groenstrook zorgt voor een te sterke scheiding tussen beide wijken. 

De ARO vraagt om het beheer van het groen en de openbare ruimte goed te regelen. Het idee van burgerparticipatie daarbij wordt ondersteund, maar bij plekken als de grafheuvellocatie en natuurvriendelijke oevers is wel extra aandacht nodig en kan het beheer niet zomaar aan burgers worden overgelaten. Er kan ook gedacht worden aan collectieve voorzieningen zoals een moestuin of haventje voor kinderen. Zorg verder langs de centrale waterloop voor meer openbare ruimte. Nu lijken de oevers vooral particulier. 

De ARO vraagt verder om meer eenvoud aan te brengen in de grote diversiteit aan woontypologieën en deze meer in lijn te brengen met het landschappelijke karakter. Bij de waterwoningen is het noodzakelijk om de kwaliteit goed te borgen. Het wonen op de rietkavels moet goed worden gedefinieerd en integraal uitgewerkt. De commissie vraagt ook op goed te kijken naar de positionering van hoogbouw en te zorgen dat deze op logische plekken komt te staan. Daar waar woningen in zichtlijnen komen te staan is het beter om kavels achterwege te laten, ten gunste van de belevingswaarde van het gebied.

De commissie kijkt met belangstelling uit naar de verdere uitwerking van dit plan.

In de ARO-vergadering van 12 oktober 2021 is door de secretaris van de ARO een korte terugmelding gedaan van de aanpassingen in het plan n.a.v. het ARO-advies van 31 augustus 2021. Het plan is niet opnieuw behandeld, maar de ARO kon zich goed vinden in de aanpassingen.

Stand van zaken

Het ontwerp van het uitwerkingsplan (inclusief ontwerp-Exploitatieplan) heeft ter inzage gelegen van 10 februari t/m 23 maart 2022. Op dit moment (april 2022 red.) worden de zienswijzen voorzien van een reactie van het college van Enkhuizen. Daarna worden de stukken c.q. het plan ter vaststelling aan de raad voorgelegd.  

Jacco Eenkoren, Projectleider Gebiedsontwikkeling SED Organisatie:

In hoofdopzet werd het plan positief ontvangen, maar de commissie zag toch ook nog mogelijkheden een paar punten op de i te zetten. Deze zijn overgenomen. Zo zijn onder meer de gebogen waterlopen strakker vormgegeven met meer openbaar toegankelijke oevers. Zichtlijnen door het plan zijn verbeterd en er is minder diversiteit in woontypologieën aangebracht. Het plan is in zijn opzet hierdoor ‘rustiger’ geworden.”

Het betreft de ontwikkeling van 5,2 ha bedrijventerrein met daarbij de mogelijkheid (wijzigingsbevoegdheid) om ca. 18 ha om te zetten van de functie ‘agrarisch’ naar ‘bedrijven’. Belangrijk punt is de regionale afstemming ingevolge artikel 6.3. uit de Omgevingsverordening. Het plan is drie keer in de ARO besproken: op 30 maart, 29 juni en 31 augustus 2021. Na de eerste en tweede behandeling is het plan op onderdelen aangepast.

In West-Friesland is veel behoefte aan bedrijventerreinen en er is volgens de gemeente grote belangstelling voor bedrijfsvestiging op De Veken 4. Het bestaande bedrijventerrein De Veken 1 t/m 3 al is volledig is uitgegeven. Hier zitten veel lokale bedrijven die willen moderniseren en zoeken naar schaalvergroting. De planlocatie wordt gekenmerkt door zijn openheid en slagenverkaveling. Het idee is om de richting van de slagenverkaveling terug te laten komen in het plan. In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de historische waarden en flora en fauna. Er is een hoofdontsluiting ontworpen, met aan de noordzijde drie dwarswegen die de kavelrichting volgen. Er wordt veel aandacht besteed aan de randen. Aan de zijde van het recreatiepark komt een brede sloot, die tevens dient als waterberging. Aan de A.C. de Graafweg heeft de rand een meer parkachtige uitstraling. Aan de noordoost- en zuidoostzijde is sprake van een rand met gebiedseigen beplanting, die zorgt voor een groene afscherming. Langs de hoofdontsluiting komt een brede zone met bomen, een sloot en een fietsverbinding. Er wordt een apart document opgesteld met de randvoorwaarden waar het plan aan moet voldoen, met aandacht voor de aspecten energie, circulariteit, natuur-inclusiviteit en klimaatadaptie.

Zicht op het plangebied vanaf de A.C. de Graafweg (Foto: Hans van Helden, april 2022)

Ligging en globale begrenzing plangebied (in rood de eerste fase, in blauw latere fases) (Bron: Voorontwerp bestemmingsplan, gemeente Opmeer/BRO, 21 oktober 2020)

Oorspronkelijk structuurplan en aangepast structuurplan n.a.v. ARO-adviezen (Bron: Studie aanpassing verkaveling, BRO, 27 juli 2021)

Fasering De Veken 4  (Bron: Studie aanpassing verkaveling, BRO, 27 juli 2021)

Referentiebeelden en profiel noordoostrand (Bron: Studie aanpassing verkaveling, BRO, 27 juli 2021)

ARO advies (30 maart 2021)

Geconcludeerd wordt dat het voorontwerp bestemmingsplan en een verder uitgewerkt ruimtelijk plan eerst goed met de provincie moeten zijn afgestemd en dat deze dan opnieuw aan de ARO zullen worden voorgelegd. Pas na de 2e behandeling in de ARO kan het voorontwerp verder uitgewerkt worden tot ontwerp bestemmingsplan. Vooruitlopend daarop geeft de ARO alvast een paar kanttekeningen mee.

De ARO vraagt om goed te kijken naar de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie en in het plan rekenschap te geven van de hierin aangegeven kwaliteiten en ontwikkelprincipes. Als de gemeente zelf constateert dat de verkaveling een belangrijke uitgangspunt is voor de ontwikkeling, dan is het zaak om hier in het plan ook daadwerkelijk iets mee te doen. De getoonde beelden van de mogelijke verkaveling, de hoofdontsluiting en de randen geven nog te weinig vertrouwen dat dit goed komt. Als het niet lukt om in te spelen om de structuur van de polder, dan is het de vraag of een dergelijk grootschalig bedrijventerrein hier wel past, nog even los van het feit dat de kenmerkende openheid van de polder hier ernstig wordt aangetast. 

Daarnaast adviseert de commissie om het vrijkomen van gronden en gebouwen op De Veken 1 t/m 3 en de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein, ook ruimtelijk als één opgave te zien en dit ook goed in beeld te brengen. Welke kansen ontstaan op de bestaande bedrijventerrein om de kwaliteit te verbeteren en welke kwaliteit voegt het nieuwe bedrijventerrein toe? 

Ten slotte adviseert de ARO om de randvoorwaarden voor groen en water ook terug te laten komen in de bestemmingsplankaart. Op dit moment stroken de bestemmingsplankaart en de planvoorstellen in elk geval nog niet met elkaar. 

De ARO ziet het plan graag een volgende keer terug en zal het dan opnieuw beoordelen.

ARO advies (29 juni 2021)

De ARO blijft kritisch over de ruimtelijke kwaliteit van deze ontwikkeling. De commissie waardeert dat extra onderzoeken zijn uitgevoerd en het feit dat het landschap goed is geanalyseerd en daarbij de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie gebruikt is als basis. De ARO ziet dit echter nog onvoldoende terug in de ruimtelijke opzet en kwaliteit van het plan. Zo leidt de voorgestelde fasering in fase 1 tot het maximaal verstoren van de kernwaarde ‘lange zichtlijnen’ op het achterliggende lintdorp, terwijl er nog onzekerheid is over fase 2. Een andere begrenzing van de twee fasen, volgens de structuur van het landschap, waarbij aan de westzijde eerst meer naar achteren ontwikkeld wordt en de voorgestelde ontsluitingsweg als (tijdelijke) grens wordt genomen, zou niet dit risico hebben. Daarnaast zou de kavelstructuur van het slagenlandschap veel duidelijker als onderlegger gebruikt moeten worden in de ruimtelijke opzet. De ARO begrijpt dat niet elke sloot of greppel gehandhaafd kan blijven, maar deze haarvaten van het watersysteem zijn juist essentieel met het oog op piekberging bij hevige regenval. De ARO adviseert met klem om hier een betere invulling aan te geven en het plan hiermee ook natuur-inclusiever te maken. In samenhang hiermee adviseert de ARO om de verbinding met het landschap niet te beperken tot een paar ‘inprikkers’ aan de noordzijde, maar ook in de rest van het plan meer in te zetten op (langere) zichtlijnen op het landschap, gekoppeld aan het slotenpatroon. Zo ligt het voor de hand om in het verlengde van de centrale ontsluitingsweg in noordelijke richting een zichtlijn op het landschap te maken, vanaf het punt waar deze weg in westelijke richting afbuigt. De ARO adviseert om de gewenste doorzichten vervolgens te borgen op de verbeelding bij het bestemmingsplan.

De achterkanten van de kavels aan het landschap zijn een groot punt van zorg bij de ARO. De commissie adviseert om de randen van het gebied aan de oost- en noordzijde veel breder te maken, zodat bedrijven meer aan het zicht onttrokken worden en er meer ruimte ontstaat voor water en groen. In dit kader is het ook van belang dat fase 1 in de ontwikkeling een goede ruimtelijke afronding krijgt, zo mogelijk met voorkanten naar het landschap, omdat het niet zeker is dat fase 2 er daadwerkelijk komt. Wat betreft de beplanting in het plan adviseert de ARO om alleen inheemse soorten toe te passen, zowel in de groenzones als langs het water. Dit zorgt voor een hogere biodiversiteit op het terrein en meer binding met de omgeving.

De commissie waardeert de ambities wat betreft duurzaamheid, maar vraagt nadrukkelijk om ook te kijken naar meer collectieve voorzieningen en de ambities voor groenvoorzieningen (principe ‘groen tenzij’) wat betreft hittestress bij gebouwen, buitenruimte en parkeervoorzieningen meer kwantitatief uit te werken.

Ten slotte adviseert de commissie, zoals ook bij de vorige behandeling van het plan, om te kijken welke kwaliteitsverbetering mogelijk is bij de bestaande bedrijventerreinen De Veken 1 t/m 3. De ARO doelt daarbij niet op een andere of betere invulling van de daar aanwezige bedrijfshallen, maar met name op de ruimtelijke kwaliteit, biodiversiteit en duurzaamheid van de bedrijfskavels en openbare ruimte.

ARO advies (31 augustus 2021)

De ARO is in algemene zin positief over de manier waarop het ARO-advies van 29 juni 2021 is opgepakt en verwerkt. De hoofdlijn van de nieuwe opzet is dat de fasering is aangepast met een betere landschappelijke inpassing. Verder is het stedenbouwkundig plan voor de mogelijk tweede fase aangepast met een tweede interne ontsluiting. De ARO heeft echter nog wel een aantal vragen en aanbevelingen. Daarnaast volgt uit deze bespreking een aantal randvoorwaardelijke adviezen.

In algemene zin is een robuust landschappelijk raamwerk met groen en water is voorwaarde voor een toekomstbestendig, duurzaam en aantrekkelijk vestigingsmilieu. De uitwerking hiervan lijkt een moeizame inspanning, die afleesbaar blijft in het plan. Met het oog op fase 2, waarbij feitelijk meters worden gemaakt is dit een voorwaarde.

De commissie heeft nog wel meerdere vragen en aanbevelingen en stelt een aantal randvoorwaarde voor een positief advies. Deze worden aan de gemeente ter beschikking gesteld.

Stand van zaken

Het plan is op 17 februari 2022 door de raad van de gemeente Opmeer vastgesteld. Het vastgestelde plan is daarna ter inzage gelegd.

Het betreft de ontwikkeling van woningbouw op het terrein van een voormalig agrarisch bedrijf. Het huidige terrein bestaat uit een bedrijfswoning, schuurkassen en een gedeelte, reeds gesloopte, glasopstand. De locatie heeft een omvang ca. 2 ha. Uitgangspunt is de sloop van alle opstallen en de gefaseerde ontwikkeling van een kleinschalige woongebied bestaande uit 45 woningen, met een gemengd woningbouwprogramma, afgestemd op de behoefte van Hensbroek. De groene wig aan de oostzijde kon niet worden ontwikkeld, omdat daar niet tot overeenstemming kon worden gekomen met de eigenaar. Er zijn meerdere ruimtelijke varianten onderzocht. Gezien de rechthoekige vorm van het gebied is gekozen voor een simpele verkaveling. Langs de Julianaweg is de lintbebouwing doorgetrokken. In het gebied daarachter is gekozen voor een hof-structuur, met centraal in het plan een stuk openbaar groen met speelvoorzieningen. De rondweg door het gebied wordt eenrichtingsverkeer. Parkeren vindt deels plaats op eigen terrein, deels op straat. Het programma bestaat uit vrijstaande woningen, rug-aan-rugwoningen, tweekappers, levensloopbestendige woningen en grondgebonden rijwoningen.

Ten behoeve van de tweede behandeling van het plan in de ARO is een verkenning uitgevoerd naar de groei van Hensbroek, in relatie tot het aangrenzende landschap. Uit deze verkenning komt naar voren dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn aan de noordwestzijde, ter plekke van het nu voorliggende plan, en mogelijk ook aan de zuidwestzijde van het dorp, waar nu nog kassen aanwezig zijn. In het plan zelf is aan de westzijde meer ruimte gecreëerd voor een groene overgang tussen wijk en landschap. Hier komt een natuurvriendelijke oever en ook een wandelpad om een ommetje te kunnen maken. In het plan zelf is ook meer groen gekomen en is meer aandacht voor duurzaamheid.

Zicht op plangebied Julianaweg 1 (Foto: Hans van Helden, maart 2022)

Planlocatie in Hensbroek (Bron: Ruimtelijke visie Hensbroek, KuiperCompagnons/Timpaan, 10 november 2021)

Stedenbouwkundig plan: oorspronkelijke opzet en aangepast ontwerp n.a.v. ARO-advies (Bronnen: Timpaan/KuiperCompagnons 25 juli 2021 en 21 november 2021)

ARO advies (31 augustus 2021)

De ARO is kritisch over deze ontwikkeling en de onderbouwing ervan. De ARO constateert dat de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp erg versnipperd is en dat deze woningbouwlocatie alleen gekozen is omdat deze plek het minst slecht is. Een bredere ruimtelijke visie op de dorpsontwikkeling van Hensbroek, waaruit ook duidelijk wordt wat deze locatie aan ruimtelijke kwaliteit toevoegt, ontbreekt. De ARO doet een oproep aan de provincie om gemeenten te stimuleren om altijd eerst een bredere ruimtelijke visie te ontwikkelen, voordat woningbouwlocaties worden aangewezen en ontwikkeld. 

In de onderbouwing van het plan ontbreekt ook een visie op duurzaamheid, zowel op het gebied van duurzame energievoorzieningen, klimaatadaptatie, hittestress als biodiversiteit. De parkeervoorzieningen zouden bijvoorbeeld moeten worden voorzien van meer bomen en halfverharding, zowel met het oog op waterberging als hittestress. De ARO vraag om duurzaamheid echt aan de voorkant van de planontwikkeling mee te nemen. ‘Groen-tenzij’ moet het uitgangspunt zijn. De openbare ruimte zou ook uitgevoerd kunnen worden als 30 of 15 km/u zone, waar de auto minder dominant is, wat ruimte oplevert voor leefkwaliteit en groene aspecten.

Wat betreft de ruimtelijke opzet en inrichting van de openbare ruimte vraagt de ARO om met name de westrand van het gebied en de daar aanwezige uiteinden van straten beter te ontwerpen. Deze rand, die het gezicht van het dorp aan deze zijde bepaalt, moet een groener karakter krijgen en bij voorkeur ook openbaar toegankelijk zijn, zodat er vanuit de wijk een ommetje gemaakt kan worden. 

De ARO ziet het plan graag nog een keer terug als het op genoemde punten verder is onderbouwd en uitgewerkt.

ARO advies (30 november 2021)

De ARO constateert dat het plan aanzienlijk aan kwaliteit heeft gewonnen ten opzichte van de eerdere bespreking. De commissie heeft nog een aantal aandachtspunten en suggesties:

  1. Zorg ervoor dat het voor wat betreft duurzaamheid niet blijft bij ambities, maar maak deze ook waar. Omdat het veelal om nieuwe inrichtingsmaatregelen gaat adviseert de ARO ook al in de ontwerpfase de aspecten van beheer mee te nemen.
  2. Een suggestie is om de wadi in het parkje zo te ontwerpen dat deze ook meerwaarde heeft,  bijvoorbeeld door deze ook een speelfunctie te geven. De opvang van water zou ook bij de parkeervoorzieningen geregeld kunnen worden, zodat de wadi in het parkje achterwege kan blijven. In het parkje zou ook overtollige grond verwerkt kunnen worden.
  3. Zorg dat de entree van de wijk een groenere uitstraling krijgt, door aan de zuidzijde van de entreeweg een groen accent aan te brengen (i.p.v. parkeerplaatsen), bijvoorbeeld door een of meerdere grote bomen.
  4. Houd er rekening mee dat de natuurvriendelijke oever aan de westzijde soortenrijker is als er niet teveel schaduw is.
  5. Zorg op de grotere schaal van het dorp voor het open en groen houden van het gebied aan de westzijde van de wijk, zodat het woongebied in de toekomst ook aan deze zijde verbonden blijft met het landschap.

De commissie is verder akkoord met deze ontwikkeling.

Stand van zaken

Vaststelling bestemmingplan stond voor juli 2022 gepland, maar er is een zienswijze ingediend die zorgt voor vertraging.

Raymond Karstens, projectleider Vastgoed & Ruimtelijke ontwikkeling bij Gemeente Koggenland:

“Omdat het project in landelijk gebied ligt verwachtten we dat er extra aandacht aan de inpassing gegeven zou worden en dat is ook uitgekomen. Meerdere sessies in de ARK waren niet voorzien. Bij de eerste bespreking is vooral benadrukt dat het een ‘stempelplan’ was en niet heel bijzonder. Er waren veel aandachtspunten en later in het gesprek ook wat oplossingsrichtingen. Qua klimaatadaptatie heeft het plan en verbetering gekregen en de entree is in ruimtelijk opzicht verbeterd. De mogelijkheid om een rondje te kunnen lopen versus het introduceren van schuttingen aan de westzijde had van ons niet gehoeven. Ik zou meer voor een oplossingsgerichte dialoog kiezen i.p.v. opsommen wat niet goed is. In een markt-gedreven economie is het perfecte plan niet haalbaar. Maar gezamenlijk kan je wel een goed en haalbaar plan maken.”