2. Geef de toekomst een geheugen!

Over het belang van cultuurhistorie en de landschappelijke onderlegger als basis voor duurzame planontwikkeling

Er is sprake van een enorme dynamiek in het landelijke gebied. Daarbij wordt de ontstaansgeschiedenis van een plek al snel over het hoofd gezien of zelfs genegeerd, terwijl deze juist zoveel betekenis kan geven aan een plan. Er zijn gelukkig ook goede voorbeelden, zoals de herontwikkeling van het Hocrasterrein in Bussum. Daar wordt juist veel met de geschiedenis van de plek en de kwaliteiten van het landschap in de directe omgeving gedaan, althans met een deel van die geschiedenis. Cultuurhistoricus Irmgard van Koningsbruggen en landschapsarchitect en stedenbouwkundige Ingeborg Thoral gaan hierover met elkaar in gesprek. Ze blikken daarbij ook terug op 6 jaar ARO-advisering.

“Het gaat om het betekenis geven aan een plek, op basis van de geschiedenis ervan.“

Irmgard: Wat mij enorm boeit is de cultuurhistorische gelaagdheid van het landschap. Dat is niet zomaar een aspect naast andere aspecten, zoals geologie en ecologie, maar hier juist heel erg mee verweven: de mens is een geologische actor in het veranderende landschap! Ook hier, op en bij het Hocrasterrein zie je dat. Een vermogende Amsterdammer kocht rond 1840 heidegrond tussen de middeleeuwse veekering (Koedijk) en de weg van ‘s-Graveland naar Laren en stichtte er een landgoed (Cruysbergen). Hij plantte er bomen, maar een deel liet hij afgraven. Via een landschappelijk aangelegde waterloop (‘beek’) en het 17e-eeuwse zandvaartenstelsel kwam het zand in Amsterdam. Stadsvuil uit de hoofdstad maakte het afgegraven terrein voor tuinbouw geschikt. In de late 20e eeuw verwijderde Natuurmonumenten die vuile laag en ontstond een natuurgebied van grote ecologische waarde, waarin kwelwater uit de Gooise heuvelrug welt. 

In het bomenrijke deel ontstond tussen 1893 en 1904 een paardenrenbaancomplex. Toen wetgeving het wedden op paarden verbood, kwam in 1920 een eind aan dit grootstedelijk vermaak. Psychiater en schrijver Frederik van Eeden had er in 1898 de kolonie Walden gesticht. Zijn primitieve, privé-bezitloze ‘life in the woods’ als weldaad voor de stadsmens bleek geen lang leven beschoren. In 1907 viel het doek, maar wonen in deze lommerrijke omgeving bleef populair. De goede bereikbaarheid zal ook voor de vestiging van de Hocras een rol gespeeld hebben, maar aan sporen uit het verleden werd toen geen waarde toegekend.

Ingeborg: De ontwikkeling van het Hocrasterrein met woningbouw en een scholenfusie maakt het mogelijk hieraan nu meer waarde toe te kennen. Ik vind het boeiend als een landschap op basis van de cultuurhistorie een verhaal vertelt. Dit kan in een planontwikkeling door (groen)elementen te behouden en te versterken, bestaande gebouwen te herbestemmen (naast nieuwbouw), maar ook in de vorm van verwijzingen naar het verleden. 

De kunst voor een nieuwe ontwikkeling als deze is om het verleden te integreren in de toekomst van een gebied. Het gaat om het betekenis geven aan een plek, op basis van de geschiedenis ervan. Ik heb het idee dat hier bij de nieuwe ontwikkeling van het terrein veel meer aandacht is voor het verleden, de natuur en het landschap dan elders vaak het geval is. Ook de locatiekeuze is interessant; niet in het maagdelijke landschap van de stadsrand (wat we vaker zien), maar op een voormalig, stenig bedrijventerrein. De opgave wordt dan om het landschap via woningbouw te verbeteren en met het aanliggende natuurnetwerk (NNN) en het stroompje het Luye Gat een interessant groen netwerk met veel collectief inheems groen te ontwikkelen, rekening houdend met de overgang van veengrond naar zandgrond. Dat is goed gelukt.

Irmgard: Dat gevoel heb ik zeker. Het verleden en de omgeving geven hier inderdaad richting aan de kwaliteit van het nieuwe woongebied. Opvallend is wel dat ze daarbij de nadruk leggen op één, relatief korte periode rond 1900, toen de kolonie Walden van Frederik van Eden zich op deze plek bevond. In het plangebied zelf is daar weinig van over, maar in de directe omgeving vind je nog een aantal gebouwen, en er zijn herinneringen in woord en beeld. Het gebouw met de paardenstallen, dat zeker potentie heeft om een plek in het plan te krijgen, wordt echter volledig genegeerd in de plannen. Bij de ARO-vergadering afgelopen november is daar door de commissie ook op gewezen.

Ingeborg: Het is inderdaad erg zonde om dit mooie gebouw, dat blijkbaar nog steeds functioneert, af te breken. Het is een andere tijdslaag, maar het zou juist extra kwaliteit kunnen toevoegen aan het plan.

Irmgard: De geschiedenis van deze plek gaat natuurlijk nog veel verder terug, naar de tijd van de erfgooiers die hier heidegrond en weiland (meent) in gemeenschappelijk beheer hadden. Dat gemeenschappelijke past in het verhaal van de plek en zie je nu ook weer in het plan, in de vorm van het gemeenschappelijk beoogde beheer en gebruik van de ruimte tussen de nieuwe gebouwen. Het is goed dat we als commissie in een heel vroeg planstadium betrokken zijn bij deze ontwikkeling. We hebben op die manier nog veel kunnen meegeven om het plan nog beter te maken, onder andere wat betreft een meer natuurlijke beplanting, de relatie tussen het droge gebied en de natuurverbinding met de lager gelegen natte gebieden en het restant van de monumentale bomenlaan bij de entree aan de Franse Kampweg.

“Het is goed dat we als commissie in een heel vroeg planstadium betrokken zijn bij deze planontwikkeling.“

Ingeborg: De ARO geeft advies over ruimtelijke kwaliteit, maar is ook een poortwachter als het gaat om grotere nieuwe ontwikkelingen. Gezien de enorme dynamiek in het landelijk gebied is dat een belangrijke rol. De commissie adviseert over afzonderlijke plannen, maar het gaat vooral om het borgen van de hoofdlijnen in het rijke pallet aan landschappen in Noord-Holland. Soms is de impact van ontwikkelingen beperkt, maar je ziet ook de landschapsvormende kracht van sommige ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de bollenbroeierijen in West-Friesland. Ook de energietransitie zal op die manier een grote invloed gaan uitoefenen op het landschap. Er ontstaat een nieuwe laag met een eigen logica.

Irmgard: Deze nieuwe laag in het landschap valt inderdaad niet te ontkennen. Vooral de energietransitie vraagt veel aandacht. In de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw waren de elektriciteitshuisjes ook een architectonische opgave, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam, maar ook elders. 

Ingeborg: De onderstations die nu aan de ARO worden voorgelegd, zoals die in Sint Maarten, zijn wel van een andere orde dan de kleinere voorzieningen die je noemt. Ruimtelijk gaan ze nergens een relatie mee aan en ze dwingen daarmee een nieuwe plek af, zeker als ze midden in het open landschap komen.

Irmgard: Bij de nieuwe CONO Kaasfabriek in de Beemster zie je dat zo’n grote, nieuwe ontwikkeling ook waarde kan toevoegen. Als ARO gaan we niet over de architectuur, maar bij grotere gebouwen is het is wel logisch dat hier toch iets over wordt gezegd. Het spiegelende gebouw dat werd voorgesteld bij het onderstation in Schagen vonden we als commissie hier niet gepast. Het is niet onlogisch dat het langs de weg komt, maar het gaat door de spiegelende wand  teveel opvallen. De inpassing zou hier veel ingetogener moeten zijn, met respect voor de weidsheid van het landschap. Een ingetogen ontwerp past ook meer in de traditie van het ontwerp van elektriciteitsvoorzieningen. In het aangepaste ontwerp is het gebouw wel iets lager geworden. Over de architectuur is nog discussie.

Ingeborg: Ik vond het onderstation ook te iconisch. Daarnaast is het jammer dat de locatie al vastlag en puur voortkwam uit grondeigendom. Je zou dit soort voorzieningen niet midden in de openheid willen hebben, maar juist meer aansluitend bij bestaande bebouwing en beplanting. Iconische gebouwen zijn niet altijd op hun plek. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de hoge toren van het hotel langs de A7 bij Purmerend, waar we eerder negatief over adviseerden. Het idee om daar per se iets te moeten markeren, staat haaks op het streven naar kwaliteit.

Irmgard: Vroeger en nog steeds vormen kerktorens bakens in het landschap, maar het idee achter het accentueren van dit soort nieuwe gebouwen is oppervlakkig en te gezocht. Het onderstation in Sint Maarten zou volgens de ontwerpers ook een ‘momentum’ moeten zijn langs de route naar zee. Hiermee probeer je goed te praten dat het een opvallend object in de openheid is. Het is ook te weinig duurzaam gedacht, meer als een modebeeld.

Ingeborg: Mij viel het afgelopen jaar en ook het jaar daarvoor op dat er steeds meer woningbouwplannen aan de ARO worden voorgelegd. Deze ontwikkelingen zetten de openheid van het landschap onder druk.

Irmgard: Dat geldt ook voor de ontwikkeling van zonneakkers, zoals in de Haarlemmermeer. Mijn zorg is dat de krachtige, nog goed herkenbare structuur van de polder hierdoor onder druk komt te staan, al zorgt Schiphol natuurlijk ook voor een ingrijpende veranderingen. De toegankelijkheid van dit soort voorzieningen is heel beperkt. Een eventueel ommetje om een zonnepark lijkt een doekje voor het bloeden.

Ingeborg: Terugkijkend op onze adviesperiode merk ik dat we als ARO vaak dingen meegeven over de randen van ontwikkelingen, de toegankelijkheid en de verbinding met het landschap. Dat zijn ook de weinige dingen waar je als commissie nog enige grip op hebt. 

Irmgard: Functies zoals zonneakkers zijn van tijdelijke aard. Je moet altijd verder denken, als een goede voorouder en meer  ‘kathedraal-denken’ zoals in het vorige jaarverslag werd aangehaald.

“Je zou voorafgaand aan een ontwikkeling, of het nu woningbouw is of een energievoorziening, altijd diepgaand vooronderzoek moeten doen naar de historie en kenmerken van de plek en het landschap.”

Ingeborg: Zo’n ontwikkeling mag niet onomkeerbaar zijn en het landschap teveel nivelleren. Soms is de dynamiek echter te groot. Bij woningbouwplannen, en zeker die in de lagere, nattere gebieden, zie je vaak dat er standaard met zand wordt opgehoogd en daarop vervolgens wordt gebouwd. Terwijl je juist wil dat een ontwikkeling zoveel mogelijk bijdraagt aan de gebiedseigenheid, zodat de verschillende landschappen van Noord-Holland herkenbaar blijven. 

Irmgard: Aan de randen zie je dan nog wel enige relatie met het landschap, maar daarbinnen lijken alle woningbouwplannen op elkaar. Meer in algemene zin zou je voorafgaand aan een ontwikkeling, of het nu woningbouw is of een energievoorziening, altijd diepgaand vooronderzoek moeten doen naar de historie en kenmerken van de plek en het landschap. Dan wordt duidelijk wat de landschappelijke dragers zijn en welke duurzame meerwaarde een ontwikkeling kan toevoegen.

Ingeborg: Dit sluit aan bij een les die ik – bij de plannen die aan de ARO worden voorgelegd – passend vind: denk groot en klein tegelijk. Dit voorkomt dat er plekken ontstaan die wringen met hun omgeving.

Wat zie je nog meer, terugkijkend op de afgelopen jaren? 

Irmgard: De voortdurende verandering van het landschap bepaalt de agenda van de ARO. Gelukkig zijn er ook goede voorbeelden, zoals hier op het Hocrasterrein. Ondanks de druk op de woningmarkt zie je dat dat er een relatie met de plek en het landschap wordt aangegaan. Bij de woningbouwontwikkeling op de BORgronden in Bussum was dat veel bijvoorbeeld minder het geval. In dat plan wordt teruggegrepen op de kenmerken van een landgoed, dat daar in feite nooit is geweest en krijgen de cultuurhistorische zanderijvaarten slechts een bijrol.

Ingeborg: Het Hocrasterrein is een voorbeeld van een plan waarbij de kennis van de ARO in de breedste zin is ingezet. Het landschap en het behoud van de kernwaarden is ook echt een provinciaal belang en de ARO kan hier een belangrijke rol in vervullen.

Irmgard: Het feit dat Noord-Holland een schiereiland vormt, maakt de provinciale taak wellicht wat overzichtelijker. Hier aan de zuidoostkant van de provincie gaat het landschap naadloos over in dat van de provincie Utrecht. Daar heb je interprovinciaal beleid nodig.

Ingeborg: Terugkijkend zie ik dat we als ARO-leden enorm veel van elkaar geleerd hebben, zoals ik van jou als het gaat om de cultuurhistorie.

Irmgard: Mijn periode bij de ARO heeft mijn denken inderdaad enorm gescherpt. Veel wat ik heb geleerd in de discussies pas ik toe in mijn projecten elders. We hebben in 2018 ook het uitkomen van de nieuwe Leidraad Landschap en Cultuurhistorie meegemaakt. Deze vormt nog steeds een prachtige basis voor het advies van de ARO.

Irmgard van Koningsbruggen

Deskundige cultuurhistorie en Architectuurhistoricus

lid van de ARO van april 2016 tot april 2022

Lid diverse erfgoedadvies- en monumentencommissies, bestuurslid Dudok Architectuur Centrum, Stichting MOOI Noord-Holland en Stichting Geopark Heuvelrug-Gooi & Vecht, docent HOVO Universiteit Utrecht.

Aandachtsgebieden:
Geschiedenis van de waardering en interpretatie van het verleden zoals die in architectuur, stedenbouw en landschap en in de geschiedschrijving daarover vorm krijgt.

Ingeborg Thoral

Landschapsarchitect/stedenbouwkundige

lid van de ARO van maart 2016 tot maart 2022

Directeur MIXST URBANISME, docent diverse master- en bacheloropleidingen, lid commissie Architectuur Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, bestuurslid Eo Wijersstichting, lid programmaraad Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, lid Omgevingscommissie Tilburg.

Aandachtsgebieden:
Strategie, ontwerp en onderzoek van landschappelijke en stedelijke vraagstukken; focus ligt bij industrieel of landschappelijk erfgoed, de ontwikkeling van het landelijke gebied, duurzame infrastructuur, veerkrachtige en waterbestendige steden en energielandschappen.
  • Woningbouwontwikkeling Hocrasterrein Bussum, gemeente Gooise Meren
  • Realisatie stroomverdeelstation Sint Maartensweg Sint Maarten, gemeente Schagen

Het betreft de realisatie van een woongebied, in combinatie met bedrijfsunits en een schoolgebouw op het terrein van de huidige groothandel Hocras aan de Franse Kampweg in Bussum. Het huidige terrein kent veel verharding en weinig kwaliteit. Zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde grenst het te ontwikkelen terrein aan natuurgebieden. Het plan biedt de kans om een nieuw landschap te maken, dat aansluit bij de omgeving. Het gebied kent een rijke historie. Zo verwijst de naam Walden naar de kolonie Walden van Frederik van Eden, die zich rond 1900 op deze plek bevond. De ambities in het plan zijn: landschap als drager, een buurt met een samenhangende uitstraling, natuurinclusief ontwikkelen, een nieuwe natuurverbinding langs het Luye Gat en een uitnodigende entree. Op elk schaalniveau is er sprake van een verbinding met het landschap. In het gebied komen verschillende landschappelijke sferen met bijbehorende gebiedseigen beplanting. Het groen wordt ingericht en gebruikt als collectief groen. Wat betreft de beeldkwaliteit van het plan wordt gezocht naar samenhang door middel van materiaalgebruik met een natuurlijke uitstraling en terugkerende horizontale en verticale elementen en dakvormen.

Huidige situatie plangebied (Foto: Hans van Helden, april 2022)

Luchtfoto huidige situatie, met begrenzing plangebied (Bron: Walden ‘Life in the woods’, Stedenbouwkundig plan, SVP, mei 2021)

Stedenbouwkundige opzet (Bron: Walden ‘Life in the woods’, Stedenbouwkundig plan, SVP, mei 2021)

ARO advies (30 november 2021)

De ARO heeft veel waardering voor de invulling en de stedenbouwkundig opzet op hoofdlijnen op deze bijzondere locatie. De ARO heeft een aantal zorgpunten en adviezen:

  1. Het plan kent een relatief hoge dichtheid, waardoor de groene buitenruimte onder druk komt te staan. De commissie adviseert om te onderzoeken of er nog wat meer lucht in de planopzet kan. De ARO vraagt in dat kader om onder meer nog eens goed naar de entreesituatie te kijken en meer ruimte te creëren tussen de voorzieningen bij de school en de appartementen, die nu erg dicht op elkaar staan.
  2. De ARO maakt zich ook zorgen over de relatief beperkte breedte van de ecologische zone, in relatie tot de soorten waar deze verbinding voor is bedoeld. In ieder geval zijn de verbredingen van 12 m essentieel om recht te doen aan het ecologisch onderzoek dat is uitgevoerd. De commissie ziet daarnaast een belangrijke meerwaarde in een betere ecologische relatie tussen het beekmilieu bij de verbindingszone en de centrale groene ruimte in het westelijk deel van het plangebied. Dit heeft gevolgen voor de stedenbouwkundige opzet aan deze zijde.
  3. Het groen binnen het plangebied dient ook daadwerkelijke ecologisch te worden ingericht en beheerd, inspelend op de aanwezige gradiënt van droog naar nat. Dit moet tot uiting komen in de beplantingskeuze in de buitenruimte. De getoonde visualisaties passen hier nog niet bij. De ARO vraagt om de beelden hierop aan te passen.
  4. De ARO vindt de verwijzing naar Walden, zowel in de naam van het gebied als de inrichting en het gebruik ervan, een goede manier om het verhaal over het verleden te vertellen. Wat betreft cultuurhistorie vraagt de commissie om ook het verhaal van de paardenstallen op de een of andere manier terug te laten komen in het plan
  5. Wat betreft duurzaamheid is de ARO enthousiast over de natuur-inclusieve bouw, de groene ecologische inrichting en bijvoorbeeld het idee van deelauto’s, maar op de punten klimaatadaptatie (opvangen regenwater en hergebruik in de wijk) en (collectieve) voorzieningen voor energie dient het plan nog verder te worden versterkt en beter uitgewerkt. Met het oog op alle onder- en bovengrondse ruimteclaims is het belangrijk om ook deze aspecten vroegtijdig in het planproces mee te nemen.

De commissie vraagt om het plan op genoemde punten aan te passen of aan te vullen en is benieuwd naar de verdere uitwerking en detaillering.

Stand van zaken

Op dit moment (april 2022) wordt gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst. Als hierover een besluit genomen is door het college, zal de verdere uitwerking worden opgepakt. Ook het verwerken van het ARO-advies is hier onderdeel van.

Pieter-Jan van der Laan, Senior adviseur Ruimtelijke ontwikkeling/Omgevingsjurist, gemeente Gooise Meren over het advies van de ARO:

Het was een prettig en open gesprek. De wijze van beschrijving van het advies laat wel ruimte voor discussie tussen gemeente en initiatiefnemer, waarbij een concretere advisering werkbaarder lijkt.

Het regelstation is nodig omdat in deze omgeving door nieuwe ontwikkelingen het distributienet onvoldoende capaciteit en kwaliteit heeft. Om het capaciteitsknelpunt op te lossen zijn twee middenspanningsringen (10kV) nodig en een nieuw regelstation om deze te voeden. Het zoekgebied voor deze voorzieningen ligt ter hoogte van Sint Maartensbrug en Sint Maarten. Binnen het zoekgebied is verder gezocht naar een geschikte locatie. Een deel van het gebied viel af vanwege de aanwezigheid van weidevogelleefgebied. Het deel ten oosten van de Westfriese Omringdijk was niet geschikt, omdat er anders veel leidingen onder het provinciaal monument door zouden moeten. Uiteindelijk bleken in het overgebleven zoekgebied twee grondeigenaren bereid om hun grond te verkopen.

De beschikbare locatie ligt in de open ruimte en langs de recreatieve route van Sint Maarten naar zee, ter hoogte van een bestaande schuur. Het regelstation kan volgens de opstellers van het plan worden gezien als een ‘momentum’ op de recreatieve route naar de kust. Uitgangspunt is dat het gebouw de horizontaliteit van het landschap accentueert en het landschap letterlijk weerspiegelt. Hierdoor komt extra nadruk op het landschap te liggen. De gevel en materiaalkeuze zijn nog in onderzoek. De ontwerpers willen het gebouw met een spiegelend oppervlak bekleden. Een sloot met een natuurvriendelijke oever zorgt voor de afscherming van het terrein en er wordt grasbeton gebruikt bij de parkeervoorziening geparkeerd. De transformatoren aan de achterkant van het gebouw zijn vanaf de weg niet zichtbaar.

Zicht op planlocatie (Bron: Google Streetview)

Links het zoekgebied op basis van technische uitgangspunten Liander Assetmanagement en rechts de beoogde locatie (Bronnen: Memo zoekproces locatiekeuze regelstation Sint Maarten, Liander, 27 september 2021 en Inpassingsvoorstel Onderstation Sint Maartensweg, Bright/Urban Synergy, 20 september 2021)   

Inrichting terrein onderstation (Bron: Inpassingsvoorstel Onderstation Sint Maartensweg, Bright/Urban Synergy, 20 september 2021)

Impressie van het onderstation (Bron: Inpassingsvoorstel Onderstation Sint Maartensweg, Bright/Urban Synergy, 20 september 2021)

ARO advies (30 november 2021)

De ARO constateert dat deze ontwikkeling onderdeel is van een grotere opgave rond de positionering en het ontwerp van energievoorzieningen. Wat betreft het voorliggende plan heeft de commissie een aantal opmerkingen en adviezen:

  1. De commissie vindt de gekozen locatie vanuit landschappelijk oogpunt onacceptabel: midden in de openheid van het landschap. Een positionering bij het bebouwingslint van Groote Sloot zou meer voor de hand liggen (zie ook Leidraad Landschap en Cultuurhistorie). De ARO vraagt om alsnog te onderzoeken of er, bijvoorbeeld door kavelruil, mogelijkheden zijn dichter bij de bebouwing.
  2. Als dit dan toch de enige locatie blijkt te zijn, vraagt de commissie om alsnog te onderzoeken of het gebouw een kwartslag gedraaid kan worden. Wellicht is hiervoor aankoop van een beperkte hoeveelheid extra grond nodig.
  3. De ARO vindt een spiegelende wand en een iconische uitstraling niet passend op deze plek midden in de openheid. De commissie heeft gezien de locatie de voorkeur voor een meer ingetogen materiaalkeuze en ontwerp, waaraan je de functie van het gebouw beter kunt aflezen. Wat betreft de begrenzing door middel van een sloot en de aanleg van een natuurvriendelijke oever is de commissie positief.
  4. Met het oog op het grote aantal stroomvoorzieningen dat nog zal volgen doet de ARO een dringende oproep aan Alliander, en ook aan de provincie, om nader onderzoek te laten doen naar de ruimtelijke afwegingen die bij de locatiekeuze en het ontwerp van dit soort voorzieningen nodig zijn. Er zijn heldere en gebiedsspecifieke richtlijnen nodig die rechtdoen aan de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Hier hoort ook een instrumentarium bij, zoals wellicht onteigening en kavelruil. Mogelijk kan de PARK van Noord-Holland hierbij een rol spelen.

De ARO ziet graag een beter gepositioneerd en meer passend vormgegeven ontwerp tegemoet.

Stand van zaken

Het plan is opnieuw besproken in de ARO-vergadering van 17 mei 2022. Nadruk lag daarbij op de vormgeving en uitstraling van het gebouw.